Dit is het eerste deel van een serie verhalen waarin ik vertel hoe mijn situatie met mijn ogen soms tot hilarische momenten leidt.
De reacties op het verhaal van Puk, die me in een volle theaterzaal als enige liet staan, waren zo leuk dat ik besloot er een blog over te schrijven.
Dan is de eerste vraag, kan ik goed tegen grappen? Dat hangt af van wie de grap maakt. Mensen die dicht bij me staan en de keerzijde van de hele situatie kennen, kunnen alles tegen me zeggen. De meest harde grappen komen voorbij, en die waardeer ik juist enorm. Maar ik heb ook weleens meegemaakt dat iemand me aansprak met: ‘Hey schele!’. Dat was iemand die ik vaag ken en die geen idee heeft van mijn situatie. Dan kan ik het iets minder waarderen. Waarschijnlijk ook omdat ik die persoon niet echt mag.
Conclusie: als ik je aardig vind, kun je alles tegen me zeggen. Geen grap is te grof of te gek.
De onbekende knuffel
Toen ik werd gediagnostiseerd met het Usher syndroom had ik voornamelijk last van nachtblindheid. Dat was toen nog redelijk onschuldig, dus een vriend in de kroeg dacht dat hij daar wel een grap mee kon uithalen. Aan het begin van de avond vroeg ik vaak wie er allemaal aanwezig was, zodat ik een beetje een idee had wie ik kon verwachten. Er werd ook de naam van een vriendin genoemd. Anderhalf uur later vroeg ik aan die vriend of hij me even naar haar toe wilde brengen. Natuurlijk stemde hij daarmee in. Aan zijn arm liep ik mee en hij wees een vrouw aan die een meter verderop stond. Enthousiast liep ik naar haar toe en tikte haar op haar schouder. Ze draaide zich om en ik spreidde mijn armen voor een knuffel - een gewoonte die ik met mijn vriendin heb. Ik kreeg een knuffel, maar had toch het gevoel dat er iets niet klopte. Toen ik haar beter bekeek, begon ze zelf al te praten. “Hartstikke lief dat ik een knuffel krijg, maar kennen wij elkaar?” Op dat moment hoorde ik het aan haar stem, dit was niet mijn vriendin. Ik keek opzij, kon het gezicht van mijn vriend niet zien, maar zag zijn hele lichaam schudden van het lachen. Ik verontschuldigde me snel bij de vrouw en gaf haar het biertje dat ik eigenlijk voor mijn vriendin had meegenomen. Terug bij mijn vriendengroep stond iedereen nog te schateren van het lachen. Wel hoorde ik dat het echt een prachtige vrouw was, dus tja, daar had ik toch maar mooi een knuffel van gekregen. Aan het einde van de avond werd ik zelf op mijn schouder getikt. Toen ik me omdraaide, spreidde een vrouw haar armen en zei: “Ik dacht, ik krijg nog wel een knuffel voordat ik ga.” “Natuurlijk”, antwoordde ik. Ik kreeg een knuffel en een zoen op mijn wang en ze liep weg. Nu was het mijn beurt om het hardst te lachen van iedereen.
Waarom makkelijk doen als het moeilijk kan?
Ik voetbalde zo’n drie keer per week, zowel op het veld als in de zaal. Ik was superslecht, maar ik vond het gewoon ontzettend leuk. Eigenlijk had ik voor mijn gevoel allang moeten stoppen, maar mijn vrienden bleven zeggen dat ik gewoon door moest gaan. Ik had vaak hulp nodig om naar het veld te lopen, om vervolgens op het veld een beetje rond te dwalen als een verdwaalde pony, op zoek naar de bal. Ingehaakt aan de arm van een teamgenoot liep ik mee naar het veld voor de warming-up. “Verdomme, waarom maken ze hier niet gewoon een poortje?” zei die teamgenoot ineens. Ik keek hem vragend aan en hij legde uit dat we over het hek moesten klimmen om op het veld te komen. Niet bepaald lenig en een beetje lomp klom ik over het hek. Terwijl ik met mijn buik over het hek lag, mijn linkerbeen aan de ene kant en mijn rechterbeen aan de andere kant bungelend, zag ik ineens twee meter verderop de tegenstanders rustig door een poortje lopen. Ze keken me aan alsof ik een of andere lunatic was. Tot overmaat van ramp liep mijn teamgenoot vervolgens ook gewoon door het poortje heen en keek me verbaasd aan: “wat ben je aan het doen?”. Ik stak mijn middelvinger op, liet me overdreven hard van het hek op het gras vallen.
Een kleurrijke verrassing
De favoriete kleur van mijn dochter is roze, en ze draagt het liefst kleding in die kleur. Bij mezelf vind ik dat iets minder mooi. Bij het kopen van kleding ben ik afhankelijk van wat Puk voor me uitzoekt. “Vind je een paars shirt oké?” vraagt ze. “Is het heel heftig?” is mijn wedervraag. “Nee, valt wel mee” stelt ze me gerust. Dus ik stem in met een paars shirt. Bij het aankleden pak ik altijd gewoon het bovenste kledingstuk van de stapel. Vandaag is het paarse shirt aan de beurt. Ik loop de kamer binnen en Jet zegt enthousiast: “Papa, je hebt een roze shirt aan!”. Ik twijfel even en verbeter haar: “Nee, Puk zei dat dit paars is.” Jet kijkt vragend naar Puk, die schijnbaar een vinger voor haar mond houdt om Jet het niet te laten verklappen. Jet begrijpt de hint en zegt snel: “Klopt, het shirt is paars”. Daarna gaat ze weer verder met spelen. Het shirt heb ik ondertussen al vaker gedragen, zelfs voordat ik hiervan op de hoogte was, ook buiten de deur.
Dus mocht je mijn kleding niet mooi vinden: ik heb het niet zelf uitgezocht!