Mijn grootste vriend/vijand

Mijn grootste vriend/vijand

Het ene moment wil ik niets van je weten en is het definitief uit tussen ons. Met een bak ijs en een kussen tegen mijn buik kijk ik dan romantische komedies om je te vergeten. We kunnen echter nog geen uur later weer hand in hand over straat lopen. Ik wil niet met je, maar kan ook niet zonder je. Zondag 15 oktober was het weer de Internationale Dag van de Witte Stok. Een dag in het teken van de blindegeleidestok.

Ruim drie jaar geleden was mijn eerste kennismaking met een taststok, een stok waarmee je letterlijk de ondergrond voor je aftast. Ik vond het maar niets, ik vond het onnodig en ik voelde me bekeken. Heel wat uren heb ik toen in Apeldoorn met mijn mobiliteitstrainster Maartje geoefend. Daarna heb ik nog ruim 1,5 jaar bijna wekelijks trainingen van Mendy gehad. Ook die trainingen draaiden grotendeels om het lopen met de stok. Waarom ik er zo lang over heb gedaan? Schaamte en vervelende voorvallen waren, en zijn soms nog steeds, de reden dat ik hem niet wil gebruiken. Het liefst zou ik onzichtbaar over straat bewegen, maar de stok zorgt ervoor dat dat niet kan. De zichtbaarheid voelt als een voordeel, maar ook zeker als een nadeel. Ik ben bang voor de mening van anderen en, eerlijk is eerlijk, soms is het ook lastig uit te leggen. Door mijn koker kan het voorkomen dat ik een vlieg voorbij zie vliegen, omdat die in mijn koker zit, vervolgens naar buiten loop en een vrachtwagen over het hoofd zie, omdat die buiten mijn koker valt. Voor mij niets vreemds, voor anderen vaak niet te begrijpen. Het begrip van mensen die niet weten hoe het zit is soms schrijnend. Ik ken verhalen van soortgenoten die door groepen worden belaagd, uitgemaakt voor ‘oplichter’ en worden uitgescholden. Helaas heb ik hier ook bijna wekelijks mee te maken. Dat het zowat dagelijks voorkomt dat auto’s en motoren nog even extra gas geven om voor mij langs over het zebrapad te vliegen, komt daar nog bij. Ik zie ze dan wel niet, ik hoor en voel ze wel, en iedere keer schrik ik me weer de tering. Zij zorgen ervoor dat zelfs een veilige oversteekplaats als een zebrapad onveilig wordt. Ik weet dat het fout is, maar het maakte me soms zo boos dat ik een hoog opgestoken middelvingertje niet kon laten. De stok zou ik er het liefst achteraan gooien. Ik schreef al eerder over het uitlachen, uitschelden en één keer zelfs bespugen op straat. Helaas zijn ‘idioot’, ‘gek’ en ‘kankerblinde’ geen nieuwe termen meer wanneer ik met mijn stok loop.

Het anoniem over straat lopen is voorgoed voorbij. De kinderlijke eerlijkheid over de reden van de stok kan ik zeer waarderen. Alsmede de vele complimenten die dochtertje Jet krijgt over het apenrugzakje dat ze draagt wanneer we samen over straat lopen. Met de staart van aap in mijn hand kunnen we veilig samen op pad. Jet laat aan de lieve mensen maar al te graag haar aapje zien en vaak volgt er nog een bemoedigende opmerking naar mij: ‘knap van je’. Wat ik minder kan waarderen zijn de constante opmerkingen die mensen menen te moeten maken. Een oordeel heeft iedereen, maar houdt hem lekker voor je. Ik hoef niet begroet te worden met ‘hé blinde’, ik hoef niet door een heel terras aangestaard te worden als ik voorbijloop. Laten we afspreken dat wanneer ik op een eenwieler, verkleed als clown, met in één hand mijn stok en in de andere een brandende fakkel waarmee ik vuurspuw, je dán je bestek even neer mag leggen om te kijken. Zo niet, snijd je biefstuk, prop het gewoon in je bek en laat mij met rust. Je hoeft me ook niet te vertellen dat je ‘vorige week ook nog zo iemand hebt zien lopen’ en de ontelbare keren dat ik de vraag kreeg of ik begeleid woon zijn ook niet per se fijn. De verontwaardiging toen ik ooit vertelde dat ik niet begeleid woon, maar op mezelf woon en een vriendin heb, was ook bijzonder: ‘WÁT? HEB JÍJ EEN VRIENDIN?’. Ik heb daarna niet meer durven vertellen dat ik ook nog een dochter heb, terwijl ik daar juist het liefste over vertel. Ook schijnt het leuk te zijn om over mijn stok heen te springen.

Wanneer ik met mijn stok loop en mensen me tegemoetkomen zijn er drie soorten reacties. Type 1 is het prettigst. Dit zijn de mensen die even opzij gaan en verder gaan met hetgeen ze aan het doen zijn. Type 2 is het vervelendst, dit zijn de mensen die je aankijken en gewoon blijven staan, ook al loop je op een speciaal voor blinden aangelegde gidslijn. Vaak zoek ik zelf dan een andere oplossing, omdat dit type mens niet echt meewerkend is. De mensen van type 3 zijn allemaal schatjes, maar ook een beetje grappig. Dit zijn de mensen die compleet in paniek raken. Ze springen aan de kant, duwen hun kinderen in de struiken, trekken het leven bijna uit hun hond waarna de kinderen in de struiken een fikse uitbrander krijgen dat ze uit moeten kijken. Voor deze mensen heb ik altijd een boterhammenzakje in mijn zak voor het geval er gehyperventileerd wordt. Lieve mensen, ik waardeer het echt enorm dat jullie aan de kant gaan, maar geen paniek. Er gebeurt niets ernstigs als ik met de stok zachtjes tegen je aantik of daarna even moet wachten.

Het contrast tussen een positieve en negatieve reactie kan soms heel dicht bij elkaar liggen. Zo liep ik vorig jaar op 11 november tijdens de opening van het carnavalsseizoen de markt in Venlo op. Ik had laat besloten om toch te gaan en moest dus wat mensen zoeken. De eerste de beste man die ik tegenkom biedt meteen zijn hulp aan: ‘Waar moet je heen?’, vraagt ie. ‘Café in den dorstigen Hean. Is dat hier ergens?’, antwoord ik. ‘Jazeker, ik breng je even’. De man geeft zijn biertje aan een vriend van hem en gearmd brengt hij me naar het café. ‘Ik ga de rest even bellen’, zeg ik en bedank hem hartelijk. ‘Alaaf’, zegt ie en met een klap op mijn schouder verlaat hij het café. Terwijl ik mijn telefoon probeer te bedienen, hoor ik twee mannen over me praten: ‘Zou die stok echt zijn?’. Ik blijf me focussen op mijn telefoon en blijkbaar zijn ze me aan het testen want niet veel later hoor ik: ‘Ja, dat is echt’. Ik besluit het café verder in te lopen omdat ik hier weinig trek in heb. “Gelukkig” kan ik de slotopmerking nog net meekrijgen: ‘Leuk hè, dat zulke mensen ook plezier kunnen hebben’. Even weet ik niet wat ik moet doen, ergens moet ik lachen om de onnozelheid, ergens ben ik boos om de achterlijkheid, ergens ben ik verdrietig om de oneindige oordelen en ergens is er opluchting dat er nog genoeg publiek voor mijn lezingen is. Voor mensen is het één opmerking maar ik krijg ze keer op keer naar me toe geslingerd. En als het nu echt een goede grap is, dan kan ik hem absoluut nog waarderen ook, maarja…

De zichtbaarheid is vaak ook een voordeel. Mensen helpen je eerder en mijn gedrag in het verkeer is te plaatsen. Zoals die keer dat ik naar de psycholoog in Nijmegen moest en ik de drukke Sint Annastraat over moest steken. Ik had goed geluisterd of er verkeer aankwam en na mijn stok twee seconden strak voor me uit te hebben gestoken, stak ik over. Een harde schreeuw volgde (‘NEE, STOP!’) en ik bevroor, midden op de drukke weg. Ik hoor links van me een slippende auto met daarachter nog een auto die vol op de rem gaat. De eerste auto stopt zo’n 20 centimeter van mijn been en het portier vliegt open. De bestuurder, bijrijder en de man die me waarschuwden staan om me heen om te kijken of wel alles in orde is. Duizend keer zeg ik sorry, maar daar willen ze niets van weten. De opluchting is bij alle partijen groot wanneer blijkt dat er niets aan de hand is. Had ik die zonder stok gedaan, dan was de kans groot dat het op een andere manier was afgelopen.

Het ene moment vervloek ik hem, wil ik hem doormidden breken of weggooien. Ik vervloek de zichtbaarheid, de mensen die vervelend doen en de onwetendheid over wat er in de toekomst nog op straat gaat gebeuren. Daartegenover staat dat hij me zelfstandiger en mobieler maakt. Dat ik veel dingen toch zelf kan en niet altijd afhankelijk van anderen ben. Hij zorgt ervoor dat mensen me helpen op straat en in winkels. Het is niet de partner die ik zelf heb uitgezocht, maar we zijn levenslang aan elkaar verbonden. Dan kunnen we er maar beter het beste van maken samen.

Fijne ‘Dag van de Witte Stok’ vriendje!